Update
Sectorprognoses juni 2025: sectorale scenario’s voor de Amerikaanse handelsoorlog
De val van het kabinet heeft naar verwachting weinig invloed op de Nederlandse sectoren. Het Amerikaanse handelsbeleid en de handelsoorlog die daarvan het gevolg is, raken wel verschillende sectoren, direct of indirect. We schetsen in deze sectorprognoses de gevolgen in verschillende scenario's.

In het kort
In deze sectorprognoses kijken we naar de ontwikkelingen van de verschillende bedrijfssectoren. Onze macro-economische verwachtingen van de economische groei, de huishoudconsumptie, de overheidsinvesteringen en de inflatie staan in het Economisch Kwartaalbericht.
Handelsbeleid is al voelbaar in Nederland
Het Amerikaanse handelsbeleid trekt een wissel op de Nederlandse economie. De Nederlandse export kromp in het eerste kwartaal van 2025, wat deels te maken had met het verhogen van de importheffingen op staal en aluminium. Daarnaast gingen in het tweede kwartaal de heffingen van 25% op auto’s en auto-onderdelen in en kondigde de VS wederkerige importheffingen aan. Hoewel deze laatste inmiddels zijn uitgesteld tot juli, dreigde Trump onlangs met een importheffing van 50% op goederen uit Europa per 9 juli. Dit deed hij uit onvrede over de onderhandelingen met Brussel. De heffingen op staal en aluminium zijn per 4 juni al verder verhoogd naar 50%.
De Nederlandse industrie is sterk verbonden met het buitenland en kromp dan ook met 0,3% in het eerste kwartaal. Vermoedelijk hebben de Nederlandse transportsector en de groothandel ook al last gehad van de importheffingen op staal en aluminium. Ook deze sectoren lopen namelijk risico als het gaat om vraaguitval vanuit de VS. We weten alleen nog niet in welke mate, aangezien het CBS voor de transportsector en de (groot)handel de toegevoegde waarde over het eerste kwartaal nog niet heeft gepubliceerd.
We verwachten dat de Amerikaanse handelsoorlog dit en volgend jaar een bepalende factor blijft voor de Nederlandse economie. Zo gaan we ervan uit dat na de pauze van 90 dagen de wederkerige importheffingen van Amerika in juli toch ingaan. Maar dit alles is door veel onzekerheid omgeven.
Ook in eigen land heeft het Nederlandse bedrijfsleven te maken met beleidsonzekerheid als gevolg van de val van het kabinet. We verwachten geen grote impact op de sectorprognoses, maar de aanpak van structurele economische vraagstukken, zoals netcongestie, woningbouw, stikstofuitstoot en verduurzaming, zal langer op zich laten wachten.
Kijkend naar de arbeidsmarkt zien we dat in vrijwel alle sectoren het aantal zzp'ers in het eerste kwartaal is gedaald. Deze daling wordt echter (nog) niet in alle sectoren gecompenseerd door een stijging van het aantal werknemers.
Figuur 1 laat per sector onze verwachtingen in toegevoegde waarde zien. De toegevoegde waarde is de omzet minus de waarde van alle (ingekochte) halffabricaten en diensten die bij de productie zijn verwerkt (zie ook: Bruto toegevoegde waarde uitgelegd). Omdat we kijken naar volumeontwikkelingen hebben we deze prognoses gecorrigeerd voor prijsveranderingen.
Figuur 1: Sectorprognoses in toegevoegde waarde

Verschillende scenario’s
De cijfers in figuur 1 zijn de voorspellingen in ons basisscenario. Dat scenario achten wij het meest waarschijnlijk. De handelsoorlog laat zich moeilijk voorspellen en de ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Al eerder hebben we verschillende uitkomsten van de handelsoorlog besproken en de impact van het Amerikaanse handelsbeleid op onder andere het Nederlandse bbp uitgerekend. In deze sectorprognoses berekenen we voor twee van deze in totaal acht scenario’s de impact op de toegevoegde waarde per sector. We gebruiken een optimistisch scenario, waarbij de geopolitieke spanningen afnemen, en een pessimistisch scenario, waarin we uitgaan van een volledige escalatie.
Basisscenario (scenario 2)
De aannames in ons basisscenario komen overeen met scenario 2. We verwachten dat de VS na de pauze van 90 dagen toch de wederkerige heffingen invoert op Europa zoals aangekondigd tijdens ‘Liberation Day’. Op alle Europese goederen zal dan een importheffing van in totaal 20% gelden: 10% universeel tarief en 10% wederkerig tarief specifiek voor de EU. Voor specifieke producten, zoals staal en aluminium en auto’s en auto-onderdelen, geldt al een verhoogde importheffing. Voor auto’s en auto-onderdelen is dat 25%, ingegaan op 3 april. Voor staal en aluminium was dat ook 25%, ingegaan op 12 maart. Maar die heffing is inmiddels verhoogd naar 50% per 4 juni. We verwachten dat de EU deze sectorspecifieke heffingen zal vergelden, maar we verwachten geen vergelding voor de algemene heffing.
We houden er ook rekening mee dat de overheid flink extra gaat investeren in defensie. Daarnaast voorzien we dat de consumentenbestedingen op peil blijven. De krappe arbeidsmarkt zorgt nog altijd voor veel werkgelegenheid, wat de koopkracht van huishoudens ondersteunt. Ook in de twee alternatieve scenario’s zijn de defensie-uitgaven hoog en blijft de werkloosheid laag.
Scenario 1: Onderhandelingen
In scenario 1 gaan we ervan uit dat de geopolitieke turbulentie de-escaleert en dat de grote handelspartners van de VS (onder andere de EU, het Verenigd Koninkrijk en Australië) afspraken maken met de VS. We verwachten in dit scenario dat een aantal heffingen blijft staan, zoals de Amerikaanse universele importheffingen van 10% en de sectorspecifieke heffingen. China krijgt wel de wederkerige heffingen van 54% voor de kiezen, en komt met vergeldingsmaatregelen. Vanuit Europa verwachten we in dit scenario geen vergelding. De economische uitkomsten van dit scenario zijn gunstiger dan ons basisscenario.
Scenario 4: Volledige escalatie
In het scenario van volledige escalatie is de economische impact van de handelsoorlog op de Nederlandse sectoren een stuk groter dan in ons basisscenario. We gaan er dan van uit dat er een universele importheffing van 20% komt, en dat de wederkerige heffingen die de Amerikaanse president Trump aankondige op ‘Liberation Day’ tweemaal zo groot worden. Dit betekent voor Nederland en Europa een Amerikaanse importheffing van in totaal 39%.
Daarnaast verwachten we een stevige tegenreactie van onder andere de EU en China. We nemen in dit scenario ook vertrouwens- en productiviteitseffecten mee. De negatieve vertrouwenseffecten zullen vergelijkbaar zijn met die van de financiële crisis. Daarnaast raken de internationale waardeketens ernstig verstoord, wat zijn weerslag heeft op de productiviteit.
Ons scenario van volledige escalatie komt qua economische schade redelijk in de buurt van de meest recente dreiging van de VS om de importheffingen op Europese goederen per 9 juli te verhogen naar 50%. In scenario 4 houden we echter ook rekening met de tweede-orde-effecten van extra Amerikaanse importheffingen op andere landen. Dit kan leiden tot een (lichte) overschatting van de economische impact.
Figuur 2: Overzicht scenario’s sectorprognoses

We gaan ervan uit dat de mogelijke wederkerige heffingen in juli 2025 ingaan. Een groot deel van 2025 is dan al gerealiseerd. De grootste verschillen tussen de scenario’s komen volgend jaar pas tot uiting. Daarom laten we in figuur 3 een overzicht zien van de impact van de scenario’s voor de sectoren in 2026. De ontwikkelingen van de sectoren en de impact van de verschillende scenario’s lichten we verder toe in deze publicatie.
Figuur 3: Overzicht impact scenario’s voor sectoren in 2026

Industrie, vervoer en (groot)handel rechtstreeks geraakt door Amerikaanse handelsperikelen
De handelsoorlog met Amerika raakt de Nederlandse industrie, groothandel en vervoersector rechtstreeks. Deze sectoren zijn direct verbonden met de internationale handel, wat ze extra gevoelig maakt voor verstoringen. We kijken dan ook eerst naar deze sectoren.
Sectorale importheffingen richten zich op de industrie
In ons basisscenario groeit de Nederlandse industrie dit jaar met 1,6% en volgend jaar met 0,1% in toegevoegde waarde. De energie-intensieve sectoren, zoals de chemische industrie, hebben grote klappen geïncasseerd. Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen voor delen van de industrie, bijvoorbeeld degene die kunnen profiteren van de hogere defensie-uitgaven.
De Amerikaanse importheffingen raken de industrie rechtstreeks door de extra hoge heffingen op staal en aluminium en auto’s en auto-onderdelen. De heffingen op staal en aluminium zijn onlangs zelfs verhoogd naar 50%.
Al eerder berekenden we dat van de totale Nederlandse ijzer- en staalproductie slechts 2,8% naar de VS wordt geëxporteerd. Ook de heterogeniteit van staal kan de impact van de heffingen beperken als blijkt dat de Amerikanen zelf niet in staat zijn het product te maken. Tata Steel, een grote staalproducent in Nederland, geeft aan dat het specialistisch staal naar de VS exporteert dat niet in Amerika zelf wordt gemaakt. In dat geval blijven Amerikaanse bedrijven dit staal in eerste instantie importeren, totdat ze zelf de benodigde productiefaciliteiten hebben.
De industrie krijg niet alleen direct met deze heffingen te maken, maar ook indirect. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de heffingen op auto’s en auto-onderdelen. Nederland heeft zelf geen grote auto-industrie meer, maar Nederlandse bedrijven leveren wel aan de Duitse auto-industrie die de auto’s vervolgens aan de VS verkoopt. Ook voor de universele heffingen is de industrie niet immuun. Maar liefst 60% van de Nederlandse industriële productie gaat naar het buitenland. Hoewel dit niet allemaal geraakt wordt door de Amerikaanse importheffingen, geeft dit aan dat de industrie niet gebaat is bij een wereldwijde handelsoorlog.
In het positievere scenario, scenario 1, blijven deze sectorspecifieke importheffingen staan. Toch zal de impact voor de industrie kleiner zijn omdat Nederland dan niet te maken krijgt met de wederkerige heffingen (zie figuur 4). In het negatieve scenario, waarin de handelsoorlog escaleert, verliest de industrie in twee jaar tijd bijna 3 miljard euro aan toegevoegde waarde ten opzichte van het basispad. Nederland krijgt dan te maken met een Amerikaanse importheffing van minimaal 39% op alle goederen, wat de exportgerichte industrie extra zwaar raakt.
Figuur 4: Escalatie in handelsoorlog kost de industrie bijna 3 miljard euro aan toegevoegde waarde in twee jaar tijd

Minder internationale handel betekent minder vraag voor de vervoersector
Door de importheffingen exporteert Nederland minder naar de VS. Daar krijgt de Nederlandse vervoersector rechtstreeks mee te maken. Minder buitenlandse handel betekent ook minder vervoerde producten en minder verdiensten voor de Nederlandse havens. Een kanttekening daarbij is dat het internationale transport in handen is van een aantal grote niet-Nederlandse rederijen. Dit beperkt de impact op de Nederlandse transportsector. De gevolgen van de handelsoorlog op de vervoerssector zagen we al terug in onze studie over de heffingen op staal en aluminium. Deze specifieke heffingen raken met name het transport over water.
Voor de transportsector verwachten we dit jaar een toename van 1,7% en in 2026 een toename van 0,3%. Mochten de geopolitieke spanningen afnemen, dan verwachten we voor 2025 een toename van 1,9% en voor 2026 een toename van 0,8% (zie figuur 5). Dat is een verschil van ongeveer 300 miljoen euro toegevoegde waarde over twee jaar. In het escalatie-scenario zal de vervoersector tot 2026 1,5 miljard euro aan toegevoegde waarde mislopen ten opzichte van ons basisscenario. De groeiprognoses vallen dan ook een stuk lager uit. De sector zal bij escalatie in 2025 met 0,8% toenemen maar krimpt dan met 1,8% in 2026. Dit is een behoorlijk grote krimp, maar nog niet zo groot als tijdens de coronapandemie. In 2020 kromp de sector met 17,8% j-o-j.
Figuur 5: Verwachtingen transportsector voor de verschillende scenario’s

De groothandel heeft een spilfunctie in de internationale handel; impact detailhandel loopt via tweede-orde-effecten
De Nederlandse handelssector bestaat uit de groothandel en de detailhandel. Met name de groothandel zal de gevolgen van de handelsoorlog voelen. In onze analyse over de impact van de heffingen op auto’s en auto-onderdelen zagen we al dat een deel van de groothandel een belangrijke schakel vormt in de internationale handel. De impact op de detailhandel verloopt minder rechtstreeks. De detailhandel is meer gericht op het binnenland en wordt voornamelijk geraakt als de Nederlandse consument minder gaat besteden. Hoewel de consument voorzichtiger kan worden tijdens economische tegenwind, verwachten we dat de werkloosheid vanwege de krappe arbeidsmarkt niet al te hoog oploopt. Daardoor blijft de koopkracht van consumenten op peil.
Voor 2025 verwachten we dat de sector met 1,6% in toegevoegde waarde stijgt en in 2026 met 0,8%. Mochten de onderhandelingen slagen, en de wederkerige importheffingen van tafel zijn, dan neemt de toegevoegde waarde toe met 1,8% in 2025 en met 1,2% in 2026. Het gaat dan om ongeveer 1 miljard euro extra aan toegevoegde waarde in twee jaar tijd. In het scenario waarin de handelsoorlog escaleert, loopt de sector 1,8 miljard euro aan toegevoegde waarde mis tot en met 2026.
Figuur 6: Wederkerige heffingen kosten de handelssector 1 miljard euro aan toegevoegde waarde in twee jaar tijd

Escalatie handelsoorlog raakt ook specialistische zakelijke dienstverlening en horeca
De specialistische zakelijke dienstverlening groeide in 2024 met een stevige 4,1% en ook voor de komende jaren zijn de vooruitzichten gunstig; we verwachten een groei van 2,9% in 2025 en van 2,5% in 2026. Deze sector omvat onder meer accountancy, consultancy en advocatuur, een deelsector die bovengemiddeld last heeft van krapte op de arbeidsmarkt. Bij escalatie van de handelsoorlog valt een deel van de groei weg, zowel door de algehele lagere economische groei als door een lagere vraag naar specifieke, aan exportgoederen gekoppelde adviesdiensten. Maar ook in dit negatieve scenario laat de specialistische zakelijke dienstverlening nog altijd een groei zien van 2,4% in 2025 en 1,6% in 2026.
Ook de sector informatie en communicatie hoort bij de koplopers. Voor 2025 verwachten we een groei van 2,8% en voor 2026 zelfs 3,8%. Wel kan de groei wat lager uitvallen bij een verdere escalatie van de handelsoorlog. De lagere economische groei en de toenemende onzekerheid kunnen er dan voor zorgen dat sommige bedrijven hun IT-investeringen uit- of afstellen. Daar staat tegenover dat de vraag naar expertise op het gebied van cybersecurity blijft groeien, iets waarvan de IT-sector profiteert.
De horeca groeit naar verwachting met 1,4% in 2025 en maakt daarmee de krimp uit 2024 - toen een verregend voorjaar roet in het eten gooide - weer goed. In 2026 groeit de sector met 1% in ons basisscenario. De sector krijgt in dat jaar te maken met een stijging van de btw op overnachtingen (logies) van 9% naar 21%. Bij een verdere escalatie van de handelsoorlog slaat de groei echter om in een forse krimp (ongeveer -2% in 2026). Want hoewel de horeca bij uitstek gericht is op de Nederlandse economie, zal deze sector toch fors worden geraakt bij een verdere escalatie van de handelsoorlog. De combinatie van een lagere economische groei, hogere inflatie, en mogelijke reorganisaties bij industrie- en vervoersbedrijven leiden tot grotere voorzichtigheid onder consumenten. Zij zullen dan bezuinigen op niet-noodzakelijke uitgaven en dat raakt vooral de horeca en recreatie.
Ook zien we in deze sector de effecten van de handhaving op schijnzelfstandigheid: volgens het CBS daalde het aantal zzp’ers werkzaam als kok of in de bediening in het eerste kwartaal met 5.000 personen (ongeveer een kwart van het totaal aantal zzp’ers werkzaam als kok, kelner of barpersoneel). Hier kwamen 7.000 werknemers voor in de plaats.
Bouw, zorg en overige zakelijke diensten kennen eigen dynamiek
Niet alle sectoren worden sterk beïnvloed door een eventuele escalatie van de handelsoorlog. Bij de overige zakelijke dienstverlening, bouw en zorg is een grote rol weggelegd voor andere factoren, zoals arbeidsmarktkrapte en overheidsbeleid.
Voor de overige zakelijke dienstverlening verwachten we een zeer bescheiden groei, met 0,4% in 2025 en 0,8% in 2026. Deze sector omvat onder meer facilitaire dienstverlening en de uitzendbranche. Niet geopolitieke onzekerheid, maar arbeidsmarktkrapte is in deze sector de grootste kopzorg, zoals we uitgebreid beschreven in onze vorige sectorprognoses. Een escalatie van de handelsoorlog heeft daarom slechts een beperkt effect. De uitzendbranche kan in 2025 profiteren van de handhaving op schijnzelfstandigheid, maar krijgt in 2026 te maken met kostenstijgingen vanwege de hogere pensioenpremies.
In de bouwsector blijft de vraag hoog, zowel voor woningbouw als voor (onderhoud van) infrastructuur. Het inmiddels demissionaire kabinet presenteerde in april een startpakket om de vergunningsverlening weer op gang te helpen. De maatregelen uit dit pakket moeten de komende weken worden uitgewerkt. We verwachten een groei van 2,5% in 2025 en van 0,9% in 2026.
Net als in de horeca en zorg zien we in de bouw een duidelijke afname van het aantal zzp’ers in het eerste kwartaal. Hier staat echter géén stijging van het aantal werknemers tegenover. Zie ook de analyse in de bijlage. Dit betekent dat werkzaamheden vermoedelijk worden uitgesteld of anders verdeeld.
De sector zorg en welzijn groeit naar verwachting met 2,5% in 2025 en met 1,9% in 2026. In het eerste kwartaal van 2025 is het aantal zzp’ers in deze sector gedaald: er zijn nu 11.000 mensen minder die hun hoofdinkomen verdienen door een zorg- of welzijnberoep als zzp’er uit te oefenen. Dit is een afname van 6,6% van het totaal aantal zzp’ers met een zorg- of welzijnberoep. Zorginstellingen lijken erin te slagen om zelfstandigen in dienst te nemen, aangezien het aantal werknemers met 18.000 is toegenomen. De vraag naar diensten op het gebied van zorg en welzijn wordt niet beïnvloed door de handelsoorlog. Wel krijgt bij escalatie van de handelsoorlog de schatkist te maken met tegenvallende belastinginkomsten door een achterblijvende economische groei. We verwachten dat er in dat geval mogelijk bezuinigingen zullen plaatsvinden. Dit verklaart de iets lagere groei van deze sector bij escalatie van de handelsoorlog.
Landbouw
Voor 2025 verwachten we een lichte groei van de toegevoegde waarde in de land- en tuinbouw met 0,3%. Deze groei is het gevolg van een daling van het gebruik van inputs met 1,7% die groter is dan de daling van de productie met 1,0%. Het jaar 2025 is het vierde jaar op rij met een daling van de productie. We verwachten dat deze dalende trend zich de komende jaren voortzet.
De daling in productie komt voor rekening van de veehouderij. De melkveehouderij en pluimveehouderij krimpen naar verwachting met 2%, en de varkenshouderij met 10%.
In de plantaardige sectoren verwachten we dat de akkerbouw herstelt. De opbrengsten in 2024 werden gedrukt door slechte weersomstandigheden. Met name in granen verwachten we een stijging van de productie, gevolgd door aardappelen. Voor suikerbieten verwachten we voor zowel 2025 als 2026 een verdergaande lichte teruggang.
In de tuinbouwsectoren verwachten we voor zowel groente als fruit een productieniveau in 2025 dat gelijk is aan dat van 2024. In de sierteelt zal de productie licht dalen.
Box 1: Ontwikkeling van de nominale toegevoegde waarde van de land- en tuinbouw
In de sectorprognoses drukken we de ontwikkelingen van de toegevoegde waarde uit in constante prijzen. Daarmee corrigeren we de toegevoegde waarde voor prijsontwikkelingen en kijken we louter naar volumeveranderingen. Vanwege de sterke volatiliteit van inkoop- en verkoopprijzen in de land- en tuinbouw waar een ondernemer mee te maken heeft, kan de ontwikkeling in constante prijzen afwijken van de ontwikkeling waarmee de ondernemer in het dagelijks handelen te maken heeft. Daarom brengen we voor de land- en tuinbouw ook in kaart hoe de toegevoegde waarde zich voor 2025 ontwikkelt in nominale termen.
Vanwege gunstige prijsontwikkelingen stijgt de toegevoegde waarde in nominale termen in 2025 naar verwachting met 6,5%. Dit is de resultante van een stijging met 3,3% van de nominale productiewaarde en een stijging van de kosten van inputs met 1,1%. De kosten van energie en veevoer zijn in 2025 iets lager, die van kunstmest flink hoger, terwijl de kosten van de meeste andere inputs licht stijgen.
De stijging van de nominale productiewaarde komt voornamelijk voor rekening van de plantaardige sectoren, met een stijging van de productiewaarde van alle categorieën: van zowel granen, aardappelen en suikerbieten als van groente en fruit en siergewassen. In de veehouderijsectoren stijgt de nominale productiewaarde met name in de melkveehouderij en vleeskalverhouderij en in mindere mate in de pluimveehouderij, terwijl die voor de varkenshouderij daalt.
Bijlage 1: Daling zzp’ers in vrijwel alle sectoren in eerste kwartaal 2025
Door de hernieuwde handhaving op schijnzelfstandigheid groeit het aantal zzp’ers niet meer, en is er zelfs sprake van een krimp. In het eerste kwartaal van 2025 daalde het aantal zzp’ers met hoofdinkomen uit ondernemerschap volgens het CBS met circa 50.000.
Het precieze aantal varieert naar gelang de definitie. Het CBS telt in de (niet seizoensgecorrigeerde) Enquête Beroepsbevolking een daling van 53.000 zelfstandigen, waaronder 48.000 zzp’ers. De overige zelfstandigen zijn zelfstandigen mét personeel, of meewerkende gezinsleden.
In de Nationale Rekeningen hanteert het CBS een iets andere definitie[1] en noteert het een daling van 52.000 zelfstandigen (met of zonder personeel), zonder toepassing van seizoenscorrectie, en 45.000 na toepassing van seizoenscorrectie.
De daling is merkbaar in vrijwel alle sectoren, uitgezonderd de sectoren informatie en communicatie en overheid. In ongeveer de helft van de sectoren ging de daling van het aantal zzp’ers gepaard met een stijging van het aantal werknemers (zie figuur 1).
[1] In de Nationale Rekeningen worden directeur-grootaandeelhouders (dga’s) niet meegeteld als zelfstandige, maar tot de werknemers gerekend. Daar staat weer tegenover dat illegale zelfstandige arbeid in de Nationale Rekeningen wel wordt meegeteld.
Figuur 1: daling zzp’ers niet in alle sectoren gecompenseerd door groei aantal werknemers

In de sectoren landbouw, vervoer en opslag, overige (niet-specialistische) zakelijke dienstverlening en de cultuur, sport en recreatie daalde zowel het aantal zelfstandigen als het aantal werknemers.
Beroepsgroepen met de grootste absolute daling van het aantal zzp’ers zijn onder meer uitvoerend kunstenaars, winkeliers en financieel specialisten. Het gaat daarbij om meer dan 15% van het totale aantal zzp’ers in de beroepsgroep (zie tabel 1). Opvallend is dat in deze drie specifieke beroepsgroepen het aantal werknemers vooralsnog ook is gedaald.
Tabel 1: Beroepsgroepen met grootste daling aantal zzp’ers

In de maandcijfers van de Kamer van Koophandel is een minder grote daling te zien in het eerste kwartaal en zelfs alweer een lichte stijging in het tweede kwartaal. De cijfers zijn moeilijk vergelijkbaar, omdat de KVK ook parttimers registreert voor wie het inkomen als zzp’er niet het hoofdinkomen is. Ook schrapt mogelijk niet iedere stoppende of niet-actieve zelfstandige direct de inschrijving bij de KVK. Desalniettemin kunnen deze maandcijfers een indicatie zijn dat de krimp van het aantal zzp’ers beperkt blijft. In de maand mei daalde volgens de KVK alleen nog het aantal inschrijvingen in de sectoren gezondheidszorg en landbouw.